Culpa in contrahendo (CIC) is de fout die wordt begaan in de periode van het afsluiten van het contract. Zo kan je pas nadat de overeenkomst
ontdekken of  de informatie die je kreeg van de wederpartij correct en volledig was. Ook kan er aan de toestemming tot het contract een gebrek kleven. 

Op grond van CIC beschikt het slachtoffer van zo een precontractuele fouten over een vordering tot schadevergoeding. Het moeilijkste is de grond vaststellen die de fout draagt. 

In de precontractuele fase staat het beginsel van de wilsautonomie, met de daaruit voortvloeiende contractsvrijheid, centraal. Zij vormt naast het beginsel van het consensualisme, het beginsel van de bindende kracht van de overeenkomst (art. 1134, eerste lid B.W.) en het beginsel van de uitvoering te goeder trouw van overeenkomsten (art. 1134, derde lid B.W.) De precontractuele aansprakelijkheid kadert zich binnen het algemeen verbintenissenrecht.

AANVANG

Van zodra je iemand benadert om een contract te sluiten, begint de precontractuele fase. Op dat ogenblik treden partijen binnen in elkaars rechtssfeer
om het terrein te verkennen en na te gaan of een overeenkomst tussen hen mogelijk is.
Tijdens de onderhandelingen behouden alle partijen de vrijheid om het contract al dan niet te sluiten of om de onderhandelingen te stoppen. Hoewel de precontractuele verhouding in principe geen bindende rechtsband doet ontstaan, ontsnapt ze niet aan de greep van het recht, evenmin als elke
andere maatschappelijke verhouding. Haar principieel vrijblijvend karakter belet bijgevolg niet dat ze bepaalde rechtsplichten meebrengt voor de
onderhandelende partijen. Het feit dat onderhandelaars in elkaars rechtssfeer binnentreden, verplicht hen immers om hun onderzoeks- en beslissingsvrijheid met de nodige zorgvuldigheid en omzichtigheid uit te oefenen. Bron van  deze rechtsplichten vormen de wet en de wilsuiting van de betrokkenen.

Zowel het sluiten van het contract als het afbreken van de onderhandelingen maken een einde aan de precontractuele fase. Indien één van de partijen de onderhandelingen op foutieve wijze afbreekt of bij het voeren van de onderhandelingen onzorgvuldig te werk gaat, begaat zij een culpa in
contrahendo. Naargelang het feit of het contract uiteindelijk gesloten wordt of niet, onderscheidt de precontractuele aansprakelijkheid zich in een
precontractuele aansprakelijkheid sensu stricto en sensu lato.

  • De precontractuele aansprakelijkheid Sensu strcto omvat de gevallen waarin de precontractuele fout de sluiting van het beoogde contract heeft verhinderd, zoals bijvoorbeeld het afbreken van onderhandelingen.
  • De precontractuele aansprakelijkheid sensu lato heeft daarentegen betrekking op de gevallen waarin de onderhandelende partijen, ondanks de precontractuele fout, toch tot een overeenkomst zijn gekomen. Deze wordt nog eens onderverdeeld naargelang de precontractuele fout
    de geldigheid van het contract heeft aangetast of niet.Bijgevolg bevat deze categorie zowel de wilsgebreken, als de foutieve of onvolledige
    informatieverstrekking

DE AQUILISCHE AANSPRAKELIJKHEID IN DE PRECONTRACTUELE FASE

Kent het incidenteel bedrog, het vereiste van de verschoonbaarheid van de dwaling en de theorie van de culpa in contrahendo. Deze drie theorieen zijn tonen dat  ook in  de precontractuele fase de gemeenrechtelijke gedragsnorm van artikel1382 Burgerlijk Wetboek e.v. van toepassing is. De omstandigheid dat men onderhandelt over een te sluiten overeenkomst verhindert inderdaad niet dat men zich, overeenkomstig 1382 e.v., zorgvuldig behoort te gedragen. En, overeenkomstig de regels van de aquilische aansprakelijkheid, zijn niet alleen zwaarwichtige en met opzet gestelde gedragingen- zoals bedrog en geweld- vatbaar voor sanctie, maar ook minder zwaarwichtig en zelfs onopzettelijk gedrag. De drie vermelde theorieen- incidenteel bedrog, verschoonbaarheid van de dwaling en culpa in contrahendo- scheppen dus, naast het verbod van bedrog en geweld, een aantal aanvullende rechtsplichten in hoofde van aspirant-contractanten. 

  • Incidenteel bedrog rust op partijen de plicht zich te onthouden van alle met opzet gepleegde kunstgrepen. Dus niet alleen kunstgrepen zonder dewelke de medecontractant de overeenkomst niet zou gesloten hebben, maar ook kunstgrepen die alleen een invloed hebben op de voorwaarden van de overeenkomst. Ook het opzettelijk stilzwijgen (het met opzet verzwijgen van informatie) onder omstandigheden wordt aangemerkt als kunstgreep zoals bedoeld in de leer van het bedrog (hetzij hoofdbedrog, hetzij incidenteel bedrog). Volgens het Hof van Cassatie is dit het geval wanneer de verzwegen informatie betrekking heeft op een feit dat, indien het ware meegedeeld, hetzij de medecontractant zou weerhouden hebben te contracteren (hoofdbedrog), hetzij de medecontractant zou aangezet hebben te contracteren tegen voor hem
    voordeliger voorwaarden (incidenteel bedrog) Cass., 8 juni 1978, R.C.J.B., 1979, 525 (met noot). 
  •  Verschoonbaarheid van de dwaling  rust op partijen de plicht zich voldoende te informeren, alvorens te contracteren . Schendt een van de onderhandelaars deze plicht dan begaat hij een aquilische fout en kan hij, bij wijzevan sanctie in de specifieke vorm, geen beroep doen op de dwalingsregeling. Ook niet als alle voorwaarden die de wet stelt in de dwalingsregeling vervuld zijn.      
  • Culpa in contrahendo  het incidenteel bedrog en de verschoonbaarheid van de dwaling leggen dus elk een specifieke verplichting op aan onderhandelaars: een verbod om met opzet kunstgrepen aan te wenden en een gebod om zichzelf te informeren. Dit in tegenstelling tot de theorie van de culpa in contrahendo. Hier dienen partijen alle gedragingen te stellen (of na te laten) die een normaal zorgvuldig
    persoon geplaatst in dezelfde situatie als de onderhandelaars zou gesteld (of nagelaten) hebben. Aangezien dit criterium verwijst naar de concrete situatie waarin onderhandelaars zich bevinden, zal de rechter dus van geval tot geval moeten uitmaken welke plichten op partijen rusten tengevolge van de theorie der culpa in contrahendo. Toch kunnen uit de doctrine en rechtspraak enkele algemene regels gedistilleerd worden. Ziehier enkele voorbeelden van rechtsplichten die hun grondslag vinden in de culpa in contrahendo. 

De grondslagen voor het culpa in contrahendo

Het betreft de leer van het stilzwijgende voorcontract, de zorgvuldigheidsnorm van de artikelen 1382-1383 B.W. en de goede trouw van artikel 1134, derde lid B.W.36 Subsidiair ook de leer van het rechtsmisbruik in bepaalde gevallen. 

Een aanbod tot contracteren is altijd gedragen door een wil, achteraf een nietigverklaring vorderen op grond van een wilsgebrek is lastig. Indien de nietigverklaring aan de wederpartij schade berokkent, dient de aanbieder deze te vergoeden, omdat hij een fout heeft begaan door een contract aan te bieden dat niet aan de geldigheidsvereisten beantwoordt. Wanneer één van de partijen de verplichting tot ‘diligentia in contrahendo’ in de ruime zin overtreedt, het slachtoffer van die precontractuele fout beschikt over een vordering gebaseerd op wanprestatie.48 

1. Partijen mogen geen onderhandelingen aanknopen met het inzicht vertrouwelijke informatie te ontfutselen van de medepartij; anderzijds rust op aspirant-contractanten de plicht het geheim te bewaren over de in de onderhandelingen verkregen know-how; in dezelfde lijn ligt ook het verbod om onderhandelingen aan te knopen met het oogmerk om in het bezit te komen van een kostenraming, zonder dat men ooit de bedoeling heeft gehad de werken waarop het bestek slaat, te laten uitvoeren door diegene die de raming maakt.
2. Op aspirant-contractanten rust de plicht juiste informatie mee te delen: deelt een onderhandelaar te goeder trouw- dus bij vergissing
en niet met opzet (nalatigheid – verkeerde informatie mee, dan zal zijn gedrag, onder omstandigheden, als culpa in contrahendo aangemerkt worden. Opgemerkt weze dat de verplichting tot juiste en volledige informatie in een steeds toenemend aantal gevallen opgelegd wordt aan de professioneel die onderhandelt met een leek (WILMS, W., ,Het recht op inforrnatie in het verbintenissenrecht – Een grondslagenonderzoek”, R. W., 1980-81, 506 e.v. en de aldaar geciteerde rechtspraak en rechtsleer; VANWYCK-ALEXANDRE, M., ,La reparation du dornrnage dans Ia negociation et
Ia formation des contrats”, Ann. Fac. Dr. Liege, 1980, 54-55 en de aldaar geciteerde rechtspraak en rechtsleer; ScHMIDT, J., ,La sanction de Ia faute pn!contractuelle”, R. T.D. C., 1974, 70-71 en de aldaar geciteerde Franse rechtsleer en rechtspraak; MASSON, J.P., ,Les fourberies silencieuses”, R.C.J.B., 1979, 534-535; PouLLET, Y. en ULLMANN, P., ,Jurisprudence beige recente relative aux contrats inforrnatiques”, T.B.H., 1983, 492

 

bron