De contractvrijheid is ook van openbare orde. Rechtsregels van openbare orde dienen de wezenlijke belangen van de Staat of van de Gemeenschap of leggen de juridische grondslagen vast waarop de economische of de morele orde van de maatschappij berust binnen het privaatrecht (Cass. 9 december 1948, Arr. Verbr 1948, 615; Pas. 1948, I, 699; RCJB 1954 251-252).

Partijen kunnen dus nooit rechtsgeldig afwijken van die door de openbare orde opgelegde regels die ok de goede zeden betreffen.  Elk beding dat strijdig is met deze regels is nietig. Indien door belanghebben ingeroepen wordt kan het beding door de rechter ambtshavel nietigverklaard worden.

In het strafwetboek focust men zich op de burger die niet mag omkopen of beledigen en de ambtenaar mag geen machtsmisbruik doen.

In internationaal privaatrecht (IPR) geldt het als een uitzondering en zegt dat de rechter geen afbreuk mag doen aan de wezenlijke waarden van zijn eigen rechtsorde. In dit geval krijgt de eigen openbare orde  voorrang op de internationale wetgeving.  De openbare-orde-exceptie is één van de klassieke gronden waarop men weigeren steunt teneinde de eigen waarden en rechten te bewaken. De exexeptie in europese contect RW2021-2022, 531

bron