Verdrag van Lissabon

Dit Europese verdrag voerde een aantal hervormingen door om de Europese Unie democratischer en beter bestuurbaar te maken nadat in 2004 en 2007 twaalf nieuwe landen lid zijn geworden van de Europese Unie. Het Verdrag van Lissabon is op 1 december 2009 in werking getreden.

Het Verdrag van Nice dat in 2001 werd gesloten, werd als ontoereikend gezien om de Unie slagvaardig te laten opereren. Daarop kwam het grondwettelijk verdrag tot stand. Dat strandde in 2005 in referenda in Frankrijk en Nederland. In 2006 werd begonnen met de onderhandelingen voor de opvolger van het grondwettelijk verdrag. In december 2007 ondertekenden de lidstaten in Lissabon dit verdrag.

In februari 2011 is een voorstel door de Europese Commissie ingediend om het Verdrag aan te passen. Hierdoor moest de instelling van een permanent noodfonds voor de euro mogelijk worden. Dit permanente noodfonds, het ‘European Stability Mechanism’ (ESM), is sinds oktober 2012 operationeel. In 2013 is het Verdrag aangepast in verband met de toetreding van Kroatië.

Inhoudelijke veranderingen

Besluitvormingsprocedures en rechtsinstrumenten

Alle besluitvormingsprocedures zijn anders genoemd en in sommige gevallen aangepast. De medebeslissings- of codecisieprocedure is de gewone wetgevingsprocedure geworden. Alle andere procedures zijn een bijzondere wetgevingsprocedure die per verdragsartikel nader wordt uitgewerkt.

Er is een duidelijker onderscheid tussen wetgeving en uitvoeringsmaatregelen die daarvan worden afgeleid.

Europees Parlement

Op een aantal terreinen (o.a. asielbeleid, landbouwuitgaven, structuurfondsen, vervoersbeleid, een deel van de samenwerking op het gebied van justitie en politie, handel) is het Europees Parlement nu medewetgever, samen met de Raad van Ministers.

Het aantal leden van het Europees Parlement is vastgesteld op 750 plus voorzitter. Tot 2014 telde het parlement 754 leden. Nederland heeft nu 26 zetels (volgens de afspraken in het Verdrag van Nice ging Nederland van 31 naar 25 zetels, na de ratificatie van Lissabon kwam daar dus één zetel bij).

Het Europees Parlement krijgt medebeslissingsbevoegdheid over de benoeming van de voorzitter van Europese Commissie.

Europese Raad

De Europese Raad wordt officieel een instelling van de Europese Unie. De Europese Raad krijgt een vaste voorzitter, los van het roulerende voorzitterschap van de Europese Unie. De vaste voorzitter leidt de vergaderingen en stelt de agenda op, en hij vertegenwoordigt de Europese Raad in contacten met staatshoofden en regeringsleiders.

Raad van Ministers

Sinds 1 november 2014 is de berekening van gekwalificeerde meerderheden aangepast. Het is nu een combinatie van:

  • – het totaal aantal lidstaten dat voor stemt, en
  • – het aandeel van de bevolking die de lidstaten die voor stemmen vertegenwoordigen ten opzichte van het totaal aantal inwoners van de Europese Unie.

Standaard is een gekwalificeerde meerderheid 55% van de lidstaten en 65% van de bevolking. Bij voorstellen die niet door de Europese Commissie of de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid worden gedaan, is een gekwalificeerde meerderheid 72% van de lidstaten en 65% van de bevolking.

Op een aantal terreinen (o.a. immigratiebeleid, samenwerking in burgerlijk recht en strafrecht, structuurfondsen) wordt unanimiteit vervangen door stemmen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Europese Commissie

De post van Europese Commissaris voor buitenlands beleid komt te vervallen; de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid wordt vicevoorzitter van de Europese Commissie.

Europese Unie

De EU krijgt rechtspersoonlijkheid. De EU kan hierdoor toetreden tot het Europees Verdrag van de rechten van mens, onder voorbehoud dat het de EU geen extra bevoegdheden verschaft.

Nationale parlementen

Nationale parlementen kunnen voortaan een ‘gele’ of ‘oranje kaart’ trekken als zij vinden dat voorgestelde Europese wetgeving beter op nationaal dan op Europees niveau geregeld kan worden: het principe van subsidiariteit. Als een derde van alle parlementen dat vindt, dan moet de Europese Commissie haar wetgevingsvoorstel in heroverweging te nemen. Als meer dan de helft van de nationale parlementen vindt dat het onderwerp niet op Europees niveau geregeld moet worden, kunnen de Europese Raad van Ministers en het Europees Parlement besluiten het voorstel niet langer in behandeling te nemen. Om het voorstel naar de prullenmand te verwijzen is in de raad een meerderheid van 55 procent van de leden nodig. Het Europees Parlement kan het voorstel in die situatie met een gewone meerderheid afwijzen.

Overig

Voor het eerst wordt expliciet vastgelegd dat Europees recht voorrang heeft boven nationaal recht. In de praktijk was dat al zo.

De mogelijkheden voor burgers en organisaties om bij het Hof van Justitie een zaak aan te spannen, worden verruimd.

Er komt een Europees Openbaar Ministerie (EOM). Dat beperkt zich tot zaken waar de financiële belangen van de Unie direct geschaad zijn.

Ratificatie van het Verdrag

Het Verdrag van Lissabon moest worden goedgekeurd door alle lidstaten van de Europese Unie. In sommige lidstaten was er meer nodig dan instemming van het parlement, zoals te zien in onderstaand overzicht.

Lidstaat

Geratificeerd door parlement

Bijzondere omstandigheden

België

ja

Goedkeuring door federale parlementen: afgerond

Bulgarije

ja

Cyprus

ja

Denemarken

ja

Duitsland

ja

Is aangepast om aan voorwaarden Constitutionele Hof te voldoen; in september 2009 geratificeerd

Estland

ja

Finland

ja

Frankrijk

ja

Grondwetswijziging nodig: goedgekeurd

Griekenland

ja

Hongarije

ja

Ierland

ja

Bevolking stemde in een tweede referendum in oktober 2009 in met goedkeuring van verdrag

Italië

ja

Letland

ja

Litouwen

ja

Luxemburg

ja

Malta

ja

Nederland

ja

Oostenrijk

ja

Polen

ja

President ondertekende het verdrag pas toen de Ieren ‘ja’ stemden

Portugal

ja

Roemenië

ja

Slovenië

ja

Slowakije

ja

Spanje

ja

Tsjechië

ja

President zette na een rechtszaak, lang talmen en toezeggingen als laatste zijn handtekening

Verenigd Koninkrijk

ja

Definitieve ratificatie was pas na rechtszaak mogelijk

Zweden

ja

Meer informatie

—————–

Europees Verdrag bron 

De geschiedenis van de Europese verdragen begint bij de oprichting van de eerste “Gemeenschap”, de Europese Gemeenschap voor kolen en staal (de EGKS). Tussen 1952 (EGKS) en 2007 (“Lissabon”) zijn negentien verdragen gesloten tussen een steeds toenemend aantal lidstaten.

In de meeste gevallen gaat het om wijzigingsverdragen. Die passen bestaande verdragen aan in plaats van dat ze een heel nieuw verdrag in het leven roepen. Momenteel zijn de volgende twee verdragen van kracht:

Belangrijkste verdragen

jaar

officiële naam verdrag

korte naam

1952

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

EGKS-Verdrag

1957

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

Euratom-Verdrag

1957

Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap

EEG-verdrag

1965

Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie van de Europese Gemeenschappen

Fusieverdrag

1986

Europese Akte

Europese Akte

1992

Verdrag betreffende de Europese Unie

Verdrag van Maastricht

1997

Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het verdrag betreffende de Europese Unie, de verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten

Verdrag van Amsterdam

2001

Verdrag van Nice houdende wijziging van het verdrag betreffende de Europese Unie, de verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten

Verdrag van Nice

2007

Verdrag tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap

Verdrag van Lissabon

Met ‘jaar’ wordt hier het jaar bedoeld waarin de regeringsleiders en minister-presidenten het verdrag ondertekenden. De verdragen traden later in werking.

De Euratom- en EEG-verdragen uit 1957 worden samen ook wel de Verdragen van Rome genoemd.

Deze verdragen zijn tussentijds verschillende keren gewijzigd; meestal was de toetreding van nieuwe landen daarvoor de aanleiding.

Het in 2004 ondertekende Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa is niet in de lijst opgenomen omdat het uiteindelijk nooit is goedgekeurd door alle lidstaten. In Nederland en Frankrijk stemden de burgers in referenda tegen dit verdrag. Met het grondwettelijk verdrag zouden alle bestaande verdragen met uitzondering van het Euratom-Verdrag zijn ingetrokken en vervangen door één enkele tekst waarin 50 jaar Europese geschiedenis van verdragen zou zijn verankerd. In plaats van het verworpen verdrag kwam in 2007 het Verdrag van Lissabon.

Nauw aan de EU verbonden verdragen

Er zijn verdragen gesloten tussen groepen EU-lidstaten die nauw samenhangen met het functioneren van de Europese Unie en haar voorgangers. De aanleiding voor deze verdragen komt vaak voort uit de wens van lidstaten om nauwer samen te werken dan op dat moment volgens de Europese verdragen mogelijk was. Deze verdragen dienen dan als aanvullend kader op Europese verdragen.

In enkele gevallen zijn die verdragen later alsnog deel uit gaan maken van de Europese verdragen en de Europese regelgeving.

Onderstaand een aantal van de belangrijkste en bekendste van dergelijke verdragen:

jaar

officiële naam verdrag

bijzonderheden

1985

Akkoord van Schengen

Inmiddels onderdeel EU-verdragen

2005

Verdrag van Prüm

Inmiddels onderdeel EU-verdragen

2011

Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme

Permanente opvolger tijdelijke noodfonds (EFSF)

2012

Verdrag voor stabiliteit, coördinatie en governance in de EMU

Beter bekend als het ‘begrotingspact’

2.

Meer informatie