Algemene rechtsbeginselen zijn fundamentele opvattingen die behoren tot het wezen van een samenleving en die geacht worden van een dergelijk groot belang te zijn, dat zij juridisch normerend zijn.[bron?] In België wordt evenwel vereist dat steeds ook een specifieke wettelijke bepaling wordt aangewezen, die dit rechtsbeginsel mee kan schragen.
Het zijn zeer vaak ongeschreven, vrij abstracte normen en waarden. Hierbij is het adagium “non scripta lex, sed lata lex” (geen geschreven, maar geboren recht) toepasselijk. In zekere zin zijn het rechtsnormen op het meest abstracte niveau. Alhoewel zij bijna nooit expliciet geformuleerd worden, vormen zij de onderliggende beweegreden voor vele andere, geschreven wetten en regels. Zij zijn afdwingbaar voor de rechtbank. Zij laten toe de wet aan te vullen, te interpreteren en soms zelfs bij te sturen, wanneer die wet onvolledig of onduidelijk is.
Algemene rechtsbeginselen worden niet voorgeschreven door de wet, maar “gevonden” door de rechter. Vaak zal er uit verschillende wetteksten eenzelfde gedachte voortkomen. Die gedachte zal bestendigd worden door de erkenning ervan als algemeen rechtsbeginsel (bijvoorbeeld in België door het Hof van Cassatie).
In België en Frankrijk wordt onderscheid gemaakt tussen:
- algemene rechtsbeginselen met een grondwettelijke waarde
- algemene rechtsbeginselen met een wettelijke waarde
- algemene rechtsbeginselen met een louter aanvullende waarde
Ook sommige internationale verdragen, zoals het EVRM, zijn de explicitatie van algemene rechtsbeginselen.
Ter illustratie enkele voorbeelden van algemene rechtsbeginselen in een willekeurige volgorde:
- scheiding der machten : De trias politica, driemachtenleer of scheiding der macht(en) is een theorie van de staatsinrichting waarin de staat opgedeeld is in drie organen die elkaars functioneren bewaken. De oorspronkelijke verdeling, voorgesteld door John Locke, is die in wetgevende, uitvoerende en federatieve macht, waarvan de laatste de landsverdediging beoogt. De tegenwoordig meer gebruikelijke verdeling kent een wetgevende macht die wetten opstelt, een uitvoerende macht die het dagelijks bestuur van de staat uitoefent volgens de geldige wet en een rechterlijke macht die deze uitvoering toetst aan de wet. Dankzij deze scheiding is het de rechterlijke macht die ook conflicten, enerzijds tussen de wetgevende en uitvoerende macht, en anderzijds tussen de verschillende echelons arbitreert.
- De wetgevende macht.
- In Nederland zijn dat de regering en de Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer) (Art. 81 GW).
- In België is dit het federale parlement (de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat) voor de nationale beleidsdomeinen.
- De uitvoerende macht
- In Nederland de regering (waar de koning deel van uitmaakt)
- In België de koning en de regering (ministers)
- De rechterlijke macht: de rechters (en het Openbaar Ministerie in Nederland)
- In Belgie behoren geschillen over burgerlijke rechten volgens art. 144GW, tot de exclusieve bevoegdheid van de gewone hoven en rechtbanken. Art.145GW kent bevoegdheid tot het beslechten van geschillen over politieke rechten principieel toe aan de justitiële rechtscolleges, maar machtigt de wetgever om in uitzonderingen te voorzien.
- De wetgevende macht.
- redelijkheid en billijkheid : behelst de sociaal aanvaardbare normen zoals ze door het gewoonterecht, ongeschreven recht of algemene rechtsbeginselen zijn geformuleerd. Deze kunnen strijdig zijn met gecodificeerd recht, bijvoorbeeld wanneer het naleven van een overeenkomst zou leiden tot een dermate ongunstig effect voor een der betrokkenen dat het afdwingen van naleving van die overeenkomst onaanvaardbaar zou zijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. In dat geval wordt de regel uit de overeenkomst (of uit het gewoonterecht, of zelfs uit de wet) buiten toepassing gelaten. IN NEDERLANDS RECHT De relatie tussen schuldenaar en schuldeiser wordt door de redelijkheid en billijkheid beheerst. De redelijkheid en billijkheid kan zowel aanvullend als beperkend werken ten aanzien van de inhoud van overeenkomsten, maar de redelijkheid en billijkheid kan ook al werking vinden indien er nog geen sprake is van een overeenkomst; in de zogenaamde precontractuele fase. De redelijkheid en billijkheid zorgen ervoor dat partijen (en de rechter) niet halsstarrig aan de wet en een eventuele overeenkomst kunnen vasthouden, maar dat ze eventuele (zeer) onredelijke of onbillijke situaties voorkomen. De redelijkheid en billijkheid kan zowel aanvullend als beperkend werken. Redelijkheid en billijkheid zijn geen vaststaand begrip en dienen geval per geval bekeken te worden. Bron
- algemene beginselen van behoorlijk bestuur, daarin begrepen:
- het verbod op rechtsmisbruik
- recht van verdediging
- algemene beginselen van behoorlijk proces, daarin begrepen:
- onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de rechter: wat natuurlijk onbestaande is daar elke rechter trouw zweert aan zijn/haar eigen orde, die terug trouw zweert aan de koning en een halfslachtige grondwet zonder echte gewaarborgde mensenrechten.
- hoor en wederhoor
- vermoeden van onschuld
- nulla poena sine lege : geen straf zonder wet
- ne bis in idem : één persoon mag niet tweemaal vervolgd worden voor dezelfde feiten
- Lites finiri oportet: het rechtsbeginsel dat inhoudt dat een rechtsstrijd op afzienbare termijn tot een einde moet komen
- Dubio pro reo: voordeel van de twijfel in het strafrecht. Ofwel de rechter moet overtuigd zijn om tot een veroordeling te kunnen komen.
- de exceptio non adimpleti contractus
- fraus omnia corrumpit
- de vereiste van een voorafgaande ingebrekestelling alvorens over te gaan tot dwangmaatregelen
Er zijn ook rechtsspreuken die geen algemeen rechtsbeginsel zijn, maar een formulering van de wet of een samenvatting ervan, en die niet altijd en overal geldig zijn, bijvoorbeeld:
- de vertrouwensleer in het verbintenissenrecht
- no cure no pay
- het geheim van het onderzoek in het strafrecht
- recht op herziening van een strafproces (beroepsrecht)
- da mihi factum, dabo tibi ius (geef mij de feiten en ik geef u het recht)
Geef een reactie