Krachtens de artikelen 1108 en 1131 tot 1133 van het Belgische Burgerlijk Wetboek is het bestaan van een geoorloofde oorzaak een van de
geldigheidsvoorwaarden van elke verbintenis. Volgens de klassieke opvatting, waaraan een gedeelte van de rechtspraak trouw blijft, is
de oorzaak het waarom of het doel van de rechtshandeling. Die oorzaak wordt nu eens beoordeeld op objectieve wijze, nl. wanneer
wordt onderzocht of de verbintenis wel een oorzaak heeft, of niet gegrond is op een valse oorzaak, en dan weer op subjectieve wijze,
nl. wanneer wordt onderzocht of de rechtshandeling niet is aangetast door een ongeoorloofde oorzaak.  (FORIERS, P.A., ,L’objet et Ia cause du contrat”, in Les obligations contractuel/es, Jeune Barreau (ed.), 1984, 138-142. )

De oorzaak kan je omschrijven als de beweegredenen, die de partij, die zich verbindt, ertoe hebben aangezet zulks te doen. In dit systeem wordt dit begrip van de oorzaak aangehouden, zowel wanneer er sprake is van afwezigheid van oorzaak of van valse oorzaak enerzijds, als van ongeoorloofde
oorzaak anderzijds. Het zou inderdaad vreemd zijn het woord oorzaak in artikel1131 van het Burgerlijk Wetboek in twee verschillende betekenissen te gebruiken. (VAN 0MMESLAGHE, P., ,Examen de Jurisprudence- Les Obligations”, R.C.J.B., 1975, 459; zie evenwel de gezagbebbende auteurs, geciteerd onder nummer 52 van de noot van Van Ommeslaghe, geciteerd onder voetnoot 4. )

De abstracte verbintenis is niet die gene die geen oorzaak heeft. Het is immers niet denkbaar, tenzij op volledig theoretische wijze, dat een persoon de wil zou uitdrukken zich te verbinden, zonder dat die wil door een beweegreden zou zijn bepaald. (DE PAGE, L ‘obligation abstraite en droit interne et en droit compare, 1957, 29-33; zie ook t. II, 3e uitg., nr. 479bis-479quinqies; VAN 0MMESLAGHE, bogergeciteerde rioot, 363. )

De abstracte verbintenis is evenmin diegene, waarvan de oorzaak niet is uitgedrukt: de draagwijdte van artikel 1132 van het Burgerlijk W etboek reikt niet verder dan het vestigen van een vermoeden van het bestaan van de oorzaak (DE PAGE, t. II, 3e uitg., nr. 484; VAN 0MMESLAGHE, hogergeciteerde noot, 357 in fine)

De abstracte verbintenis is diegene, die – naargelang het geval overigens in wisselende mate – is losgemaakt van haar oorzaak, doordat ze ontsnapt aan de gevallen van nietigheid, die, naar gemeenrecht, voortvloeien uit de afwezigheid van oorzaak of uit de valse oorzaak. Het betreft dus een techniek, die bestemd is om bepaalde verbintenissen, met het oog op juridische zekerheid en snelheid, te objectiveren en de doeltreffendheid ervan te versterken. Het is niet verwonderlijk dat die techniek vaak wordt aangewend op het gebied van de zekerheden met als doel de toestand van de schuldeiser te verbeteren ten opzichte van de toestand, die het gemene recht hem zou voorbehouden. Het onderzoek van de abstracte verbintenissen van de bankier Ievert hiervan het bewijs.

Twee belangrijke arresten van het Belgische Hof van Cassatie stellen niettemin de vraag of het beginsel van de wilsautonomie toelaat abstracte verbintenissen in het Ieven te roepen in door de wet niet voorziene gevallen.
Die arresten, gewezen op 13 november 1969( Cass., 13 november 1969, Pas., 1970, I, 234enR.C.J.B., 1970, 326, met de hogergeciteerde
noot van Van Ommeslaghe.)  en op 5 november 1976(Cass., 5 november 1976, Pas., 1977, I, 267), met betrekking tot het recht inzake schenkingen en testamenten, beslissen in algemene bewoordingen dat ,de geldigheid van een rechtshandeling onderworpen is aan het bestaan van een oorzaak; dat deze regel van toepassing is op aile rechtshandelingen en hierop slechts uitzondering bestaat in de gevallen waarin de wet aanneemt dat de handeling op zichzelf kan bestaan en van haar oorzaak kan worden gescheiden”. Die arresten stelden problemen, toen de rechtbanken zich dienden uit te spreken over de geldigheid van de abstracte bankwaarborgen of garanties op eerste verzoek (zie infra nr. 7). De rechtsleer legt die arresten evenwel uit in die zin, dat het volstaat dat de wet de schepping van een abstracte verbintenis toelaat, d.i. er zich niet tegen verzet, zonder dat een uitdrukkelijke
toelating vereist is om een abstracte verbintenis in het Ieven te kunnen roepen. Die interpretatie berust op de algemeen erkende geldigheid
van de abstracte verbintenissen van de bankier.

Ze komt erop neer dat de artikelen 1108 en 1131 van het Burgerlijk  Wetboek niet van openbare orde zijn, in zoverre ze de geldigheid van een rechtshandeling ondergeschikt maken aan het bestaan van een oorzaak. Dit verklaart dat kan worden afgeweken van die bepalingen van het Burgerlijk Wetboek door het in het leven roepen van van hun oorzaak losgemaakte verbintenissen, doch tevens dat de abstractie beperkt blijft door het verbod een verbintenis te onderschrijven die gegrond is op een ongeoorloofde oorzaak. Van de wetten van openbare orde en goede zeden kan immers niet worden afgeweken.

De abstracte verbintenis is in werkelijkheid onderworpen aan een drievoudige beperking:
a) de ongeoorloofde oorzaak, zoals hiervoor werd beklemtoond;
b) eenstemmig wordt aanvaard dat het, in geval van bedrieglijk gebruik van de van haar oorzaak gescheiden schuldvordering, toegelaten is terug te keren tot het gemene recht, en de onderliggende verhouding of de verhoudingen tussen diegene die zich op abstracte wijze heeft verbonden en zijn ordergever, opnieuw in aanmerking te nemen.  De controvetse bestaat slechts met betrekking tot de vraag in welke mate de theorie van het bedrog
(fraus) moet worden toegelaten in het interne recht.
c) De abstractie van de verbintenis belet ten slotte niet dat later verhaal wordt uitgeoefend tussen dezelfde partijen of ten aanzien
van andere partijen, teneinde de gevolgen van de afwezigheid van oorzaak of van de valse oorzaak op te vangen.

Bron