De wet verleent de burger de bevoegdheid om autonoom te beslissen omtrent de vraag of hij al dan niet wenst te contracteren en tegen welke voorwaarden. In de optiek van de Codex zal dus de uitoefening van een van de bevoegdheden besloten in de contractsvrijheid – de bevoegdheid wie te contracteren, de bevoegdheid niet te contracteren en de bevoegdheid tot autonome inhoudsbepaling – niet als onrechtmatig kunnen aangemerkt worden omdat zij al te zeer het belang van de medecontractant zou krenken. Slaagt een partij er bijvoorbeeld in een voor haar bijzonder
voordelig en voor de medecontractant bijzonder nadelig contract te sluiten, dan is haar handelswijze, in beginsel, rechtmatig. Immers,
het vaststellen van de voorwaarden van de overeenkomst is het voorwerp van de autonome beslissingsmacht van partijen.
Naast de aanduiding van deze vormen van rechtmatig gedrag in de precontractuele fase; vermeldt het Burgerlijk Wetboek twee vormen
van onrechtmatig precontractueel gedrag. Met name bedrog en geweld, dat onder wel omschreven strenge voorwaarden het gebruik kunstgrepen en
bedreigingen santioneerd. Dat bedrog en geweld niet aileen verklaard kunnen worden binnen de theorie van de wilsgebreken, maar tevens een fout uitmaken in de zin van art. 1382 B.W., wordt aanvaard door de Belgische, Franse en Nederlandse rechtsleer en rechtspraak (VAN GERVEN, W.,
Beginselen van Belgisch Privaatrecht, dee! I, Amsterdam/ Antwerpen, 1969, 318; DE PAGE, H., Traite elementaire de droit Beige, dee! I, Brussel, 1962, 71; Cass., 2 mei 1974, R.C.J.B., 1976, 34 e.v. (met noot L. CORNELIS); Cass. fr., 4 februari 1975, S.J., 1975, 18100 (met noot C. GAURY); PLANIOL, M. en RIPERT, G., Traite Pratique de Droit civiljran{:ais, dee! VI, Parijs, 1952, 250; H.R., 16 december 1932, W., 1933, 12558 (met noot R.); N.J., 1933, 458 (met noot E. MEYERS); AssER, C. en RUTTEN, L., Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht, dee! IV, II, Algemene leer der overeenkomsten, Zwolle, 1975, 128.
Het rechtsgevolg of verplichte uitvoering van de overeenkomst
Een overeenkomst is een bindende kracht. Vordert de schuldeiser de uitvoering van een contractueel recht, dan kan de rechter, in de optiek van het Burgerlijk Wetboek, de vordering niet weigeren onder het motief dat de uitvoering al te zwaar uitvalt voor de schuldenaar.
Wel voorziet het Wetboek een uiterste grens, met name de grens van de overmacht. Is de uitvoering onmogelijk geworden ten gevolge van
omstandigheden onafhankelijk van de wil van de schuldenaar, dan is deze laatste – tijdelijk of definitief – bevrijd.
Burgerlijk Wetboek en loyauteit die partijen ten opzichte van elkaar in acht dienen te nemen via redelijkheid, billijkheid en zorgvuldigheid,
Geef een reactie