Artikel 26 internationaal haags privaatrecht
Lijfsdwang, hetzij als middel van executie, hetzij als middel tot bewaring van rechten, kan in burgerlijke of handelszaken niet worden toegepast op de vreemdelingen behorende tot een der verdragsluitende Staten, in de gevallen waarin tegen de eigen onderdanen geen lijfsdwang is toegelaten.
Een feit, dat door een persoon, die als onderdaan in dat land woonplaats heeft, kan worden ingeroepen om ontslag uit de lijfsdwang te verkrijgen, moet hetzelfde gevolg hebben ten voordele van de onderdaan van een verdragsluitende Staat, zelfs als dit feit in den vreemde heeft plaats gehad.

Lijfsdwang is het gevangen nemen (het in bewaring houden van het lichaam) van  schuldenaar om hem te dwingen aan de veroordeling van een rechterlijke uitspraak te voldoen. Lijfsdwang is gijzeling en strikt persoonlijk,  kan alleen op natuurlijke personen worden toegepast die voor zichzelf handelen. Dus niet tegen natuurlijke personen die als bestuurder van een vennootschap optreden.

Lijfsdwang ziet men in juridische kringen niet als straf maar puur als drukmiddel, een laatste middel als de dwangsom  niet mogelijk is. 

De rechter kan op verzoek van een schuldeiser de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang toestaan van vonnissen en beschikkingen voor zover deze een veroordeling inhouden tot iets anders dan het betalen van een geldsom. Daarnaast kan de lijfsdwang toegestaan worden bij rechterlijke uitspraken en authentieke akten waarbij een uitkering tot levensonderhoud (alimentatie) is toegekend. In de Faillissementswet is nog een aparte bepaling opgenomen over de gijzeling van de failliet.

Procedure

Een vordering tot lijfsdwang wordt ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank in een soort van kort geding. Toepassing van lijfsdwang is enkel mogelijk als  ultimum remedium. Pas als alle andere mogelijkheden uitgeput zijn om  het verschuldigde af te dwingen of er is sprake van overmacht, dan zal er geen lijfsdwang door de rechter worden bevolen. Is de schuldenaar niet in staat om aan zijn contractuele of wettelijke verplichting te voldoen, dan zal er ook geen lijfsdwang kunnen worden toegepast.

Maximaal één jaar gijzeling

De tenuitvoerlegging van de lijfsdwang duurt maximaal één jaar. Lijfsdwang kan niet eerder ten uitvoer worden gelegd dan nadat de uitspraak waarin deze is bevolen door de deurwaarder is betekend. De deurwaarder kan bij de aanhouding van de schuldenaar vragen om bijstand van de sterke arm van politie en justitie. De gegijzelde schuldenaar wordt vervolgens overgebracht naar een Huis van Bewaring.

Schuldeiser schiet de kosten voor

De kosten van de gijzeling dienen in eerste instantie betaald te worden door de schuldeiser. Uit de wet volgt dat de schuldeiser iedere dertig dagen een bedrag voor het onderhoud van de gegijzelde moet voorschieten. Uit het Besluit griffierechten burgerlijke zaken (artikel 3 lid 1) volgt dat dit € 11,30 per dag kost. Een snelle rekensom leert dat deze kosten dus ruim € 4.000,- voor een jaar zullen bedragen. Die kosten kan de schuldeiser uiteindelijk wel verhalen op de gegijzelde.

Einde lijfsdwang

De schuldenaar wordt uit de gijzeling ontslagen als:

  • de schuldeiser daarin schriftelijk toestemt;
  • de schuldenaar alsnog zijn schuld betaalt;
  • de gijzeling de gezondheid van de schuldenaar levensbedreigend beïnvloedt;
  • de schuldenaar buiten staat is om te voldoen aan de rechterlijke uitspraak waarbij de gijzeling is bevolen;
  • het belang van de schuldeiser voortzetting van de gijzeling niet rechtvaardigt;
  • toepassing van een ander dwangmiddel alsnog voldoende effect zou kunnen hebben.

bron

Informatieverplichting van een schuldenaar

Op grond van artikel 475g Rv is een schuldeiser die veroordeeld is tot betaling van een geldsom, verplicht inlichtingen te verschaffen over zijn inkomens- en vermogenspositie en over voor verhaal vatbare goederen. Deze vordering kan zo nodig in een kort geding procedure worden afgedwongen met lijfsdwang en/of dwangsommen.

In het standaard arrest op dit gebied Tripels/Masson (HR 20 september 1991, NJ 1991/552)  heeft de Hoge Raad overwogen dat “een schuldenaar in beginsel verplicht is een schuldeiser die een veroordeling tot betaling van een geldsom jegens hem verkreeg heeft, inlichtingen omtrent zijn inkomens- en vermogenspositie en omtrent voor verhaal vatbare goederen te verschaffen en dat het voldoen aan deze verplichting zo nodig door middel van lijfsdwang mag worden gerealiseerd” .

Deze informatieverplichting voor een schuldenaar is inmiddels herhaaldelijk bevestigd in de rechtspraak. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam.

Voorwaarden

De hiervoor genoemde informatieplicht van artikel 475g Rv is echter niet onbegrensd. Er bestaat enkel de verplichting om inlichtingen te verschaffen over specifieke vermogensbestanddelen. Een algemene verplichting van de schuldenaar om rekening en verantwoording af te leggen over zijn financiële situatie bestaat dus niet.

Daarnaast is het goed om te beseffen dat lijfsdwang een bijzonder ingrijpend (rechts)middel is. De schuldenaar wordt in dat geval namelijk overgebracht naar het huis van bewaring totdat hij aan de uitspraak van de rechter voldoet. Dit betekent dat een verzoek tot het opleggen van lijfsdwang alleen door een rechter zal worden toegewezen, als het aannemelijk is dat andere dwangmiddelen zoals een dwangsom niet een voldoende prikkel zullen geven.

Lijfsdwang in het arbeidsrecht

Ook binnen het arbeidsrecht bestaat de mogelijkheid om nakoming van een vonnis met lijfsdwang af te dwingen. Een voorbeeld hiervan is de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda, waarin een werknemer een concurrentieverbod werd opgelegd op straffe van lijfsdwang. De werknemer kon in verband met het overtreden van het concurrentiebeding in gijzeling worden genomen voor de duur van maximaal één maand per overtreding, met een maximum van één jaar.

bron

Lijfsdwang tot nakoming veroordeling (Afd. 1, Titel 5, Boek 2 Rv.)

De rechter kan – wanneer de veroordeelde zijn verplichtingen uit een rechterlijke uitspraak niet nakomt – bevelen dat lijfsdwang wordt toegepast: de weigerachtige veroordeelde wordt gevangen gezet om zo medewerking af te dwingen.

Lijfsdwang kan worden toegepast bij een verplichting waartoe de schuldenaar is veroordeeld door de rechter om iets te doen, zo lang die verplichting niet bestaat uit betaling van een geldsom (art. 585 aanhef en sub a Rv.). Het kan ook gaan om een verplichting tot nalaten van bepaald handelen (zie ook hierna art. 589 lid 1 Rv.).

In Hof Arnhem 12 januari 2010 (gijzeling wegens overtreden straatverbod) werd de partij, die telkens – in weerwil van een opgelegd straatverbod met dwangsommen – die veroordeling overtrad, in hoger beroep alsnog veroordeeld tot lijfsdwang (oftewel gijzeling). Voor elk verbod moest de partij die een straatverbod had drie dagen de cel in. De partij die dit mocht afdwingen moest wel de kosten van het Huis van Bewaring voldoen à raison van EUR 339,= (conform art. 597 lid 1 Rv. jo. art. 3 Besluit tarieven in burgerlijke zaken). Zie de pagina Tenuitvoerlegging en ontslag lijfsdwang.