Het Belgische verbintenissen- en contractenrecht is gebaseerd op de principes van contractsvrijheid, wilsautonomie en consensualisme.

Op grond van de contractsvrijheid en de wilsautonomie zijn partijen vrij om te contracteren en naar eigen inzicht de inhoud van hun overeenkomsten vast te leggen. Overeenkomsten komen tot stand “solo consensu”, d.w.z. door de loutere wilsovereenstemming van partijen. Het ontstaan van een verbintenis vereist in principe dus enkel de consensus en géén vormen, zoals bijvoorbeeld een geschrift of de aanwezigheid van openbare ambtenaren.

Artikel 1582 Burgerlijk Wetboek: “Koop is een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt om een zaak te leveren, en de andere om daarvoor een prijs te betalen. Hij kan bij authentieke of bij onderhandse akte worden aangegaan.”
Artikel 1583 Burgerlijk Wetboek: “Hij is tussen partijen voltrokken, en de koper verkrijgt van rechtswege de eigendom ten aanzien van de verkoper, zodra er overeenkomst is omtrent de zaak en de prijs, hoewel de zaak nog niet geleverd en de prijs nog niet betaald is.”

De beginselen van de contractsvrijheid, de wilsautonomie en het consensualisme, die door Napoleon in ons Burgerlijk Wetboek werden verankerd, vinden hun oorsprong in het 19de-eeuwse liberalisme, waar vrijheid en gelijkheid centraal stonden. Het contractenrecht dat in die periode tot stand kwam, ging eveneens uit van het theoretisch principe van de gelijkheid van contractspartijen. Partijen beslissen met andere woorden zelf of zij al dan niet een overeenkomst sluiten en worden verondersteld alle voor- en nadelen overwogen te hebben, alvorens zich te verbinden.