Overtuigd van de noodzaak het menselijk wezen, als individu en lid van de menselijke soort te eerbiedigen, en erkennende dat het van belang is de waardigheid van het menselijk wezen te waarborgen;
Zich ervan bewust dat een verkeerd gebruik van de biologie en de geneeskunde kan leiden tot handelingen die een bedreiging vormen voor de menselijke waardigheid;
Bevestigende dat de vooruitgang in de biologie en de geneeskunde dient te worden gebruikt ten gunste van de huidige en toekomstige generaties;

Artikel 1 Doel en onderwerp
De Partijen bij dit Verdrag beschermen de waardigheid en identiteit van het menselijk wezen en waarborgen iedereen, zonder onderscheid, dat zijn integriteit en andere rechten en fundamentele vrijheden met betrekking tot de toepassing van de biologie en de geneeskunde worden geëerbiedigd.

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de waardigheid van het menselijk wezen met betrekking tot de toepassing van de biologie en de geneeskunde”)[1], ook wel het Verdrag van Oviedo genoemd, is een internationaal instrument om misbruik van innovaties in de biogeneeskunde te verbieden en de menselijke waardigheid te beschermen. Het werd door nederland geratificeerd maar niet door belgie.  Met dit internationale verdrag wilde de Raad van Europa aanknopen bij de ontwikkelingen op het gebied van de biomedische biologie. Dit is het eerste multilaterale, bindende instrument dat volledig aan de biowetgeving is gewijd. Het verslag is opgesteld in het Engels en het Frans.[2] Bij de Raad zijn daarnaast nog 18 semi-officiële vertalingen neergelegd, waaronder het Nederlands.[1]

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

In de preambule wordt verwezen naar de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens van 1950, het Europees Sociaal Handvest uit 1961, het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten uit 1966, het Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens uit 1981, en het Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989.

Het Verdrag biedt een kader voor de bescherming van de menselijke waardigheid op het gehele gebied van de bio-ethiek in de geneeskunde. Deze bescherming rust op het fundamenteel verband tussen mensenrechten en medische biologie. Daartoe wordt een minimale gemeenschappelijke norm opgesteld, en de lidstaten vervolgens vrij gelaten, na ratificatie, strengere eigen wetgeving te ontwikkelen. Voor rechtsbescherming wordt verwezen naar de nationale rechterlijke instanties. Individuele personen kunnen dus geen vorderingen instellen op grond van deze Conventie alleen. Dat zou alleen kunnen indien ook sprake is van een schending van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het ontbreken van bepalingen voor een gerechtelijke procedure in het Verdrag wordt beschouwd als een ernstige tekortkoming.[3][4] Wel is voorzien dat het ministercomité, of de ondertekende partijen, het Europees Hof voor de Rechten van de Mens om advies kunnen vragen bij de interpretatie van het Verdrag. Er wordt ook opgeroepen een sereen openbaar debat over deze kwesties mogelijk te maken (artikel 28).

bron

Waarborgen[bewerken | brontekst bewerken]

Algemene Principes[bewerken | brontekst bewerken]

Het Verdrag wil de menselijke waardigheid waarborgen op het gebied van de medische biologie: primaat van het menselijk wezen boven de samenleving en de wetenschap, een billijke toegang tot de gezondheidszorg, en professionele normen (artikel 1-4).

Toestemming[bewerken | brontekst bewerken]

Toestemming is cruciaal vanwege de individuele autonomie. Medische interventie zonder toestemming is verboden. Voorts moet de toestemming vrij en geïnformeerd gegeven worden, gebaseerd op objectieve informatie. Bescherming wordt geboden aan personen die niet in staat zijn toestemming te geven, en er wordt voorzien in noodsituaties. Er moeten specifieke regels worden nageleefd wanneer een medische ingreep wordt uitgevoerd in situaties waarin een persoon geen vrije en geïnformeerde toestemming kan geven. Men dient rekening te houden met vroegere wilsverklaringen (artikel 5-9).

Privé-leven en recht op informatie[bewerken | brontekst bewerken]

Deze kwestie houdt nauw verband met het recht op privacy in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Eenieder heeft het recht om informatie over zijn gezondheid te kennen, of juist niet te willen kennen, behoudens wettelijke beperkingen, in het belang van de patiënt (artikel 10).

Menselijk genoom[bewerken | brontekst bewerken]

Onderzoek naar de genetische aanleg voor een ziekte bij een persoon op te sporen, mag alleen worden uitgevoerd om gezondheidsdoeleinden of voor verantwoord wetenschappelijk onderzoek. Een ingreep in het menselijk genoom mag alleen worden verricht voor preventieve, diagnostische of therapeutische doeleinden, en zonder in te grijpen op het genoom van nakomelingen. Ook het kunstmatig beïnvloeden van het geslacht van het kind is verboden, tenzij in geval van ernstige, geslachtsgebonden erfelijke afwijking (artikel 11-14).

Wetenschappelijk onderzoek[bewerken | brontekst bewerken]

De vrijheid van wetenschappelijk onderzoek is opgenomen in het verslag, maar de bescherming van de menselijke waardigheid en andere fundamentele vrijheden staan voorop. Onderzoek op mensen wordt onderworpen aan strenge controles die zijn vastgelegd in het Verdrag. De algemene regels inzake toestemming moeten worden nageleefd in het kader van onderzoek. Bovendien is het voor wetenschappelijk onderzoek uitdrukkelijk verboden embryo’s in vitro te maken (artikel 15-18).

Organen en transplantatie[bewerken | brontekst bewerken]

Het Verdrag bepaalt in het algemeen dat levende donoren voor orgaantransplantaties alleen mogen worden gebruikt als er geen organen van een overleden persoon beschikbaar zijn. Alle verwijderde lichaamsdelen moeten met het nodige respect worden afgevoerd. Elk winstmotief is uit den boze, maar een adequate vergoeding van de kosten van een medische procedure is niet verboden. Ook hier is het principe van de toestemming van toepassing (artikel 19-22).