Hoe stuit je een onrechtmatige daad die je eigendomsrecht schendt, volgens de legale visie biedt het EVRM bescherming  tegen onteigening en ongepaste inmenging door de overheid, met name via artikel 1 van het Eerste Protocol EVRM. Dit artikel garandeert het recht op eigendom en  dat niemand zijn eigendom kan worden ontnomen tenzij in het openbaar belang en onder de voorwaarden die door de wetgeving zijn vastgesteld. Het is logisch dat dit recht enkel geldig is voor die mensen die vrij van kwade wil handelen: diegene die misdaden begaat (moord, mensenhandel, ….) verliest zijn recht op onschendbaarheid van zijn eigendom en bezit

Bescherming tegen onteigening

  • Openbaar Belang: De overheid mag onteigenen, maar dit moet altijd gebeuren in het belang van de gemeenschap. Dit betekent dat er een legitieme reden moet zijn voor de onteigening. OPM maatschappij en gemeenschap zijn 2 verschillende concepten: maatschappij is de organisatie, de gemeenschap is het welbevingden van de mens: geestelijk en fysiek
  • Schadevergoeding: Indien onteigening plaatsvindt, moet de overheid een eerlijke schadevergoeding bieden aan de eigenaar van het onteigende goed. Dit vereist meestal dat de waarde van het onteigende goed wordt vergoed.

Jurisprudentie

België
Het Grondwettelijk Hof benadrukt dat onteigeningen moeten voldoen aan de strikte voorwaarden van het EVRM en dat er rechtvaardige schadevergoeding moet worden geboden. Een voorbeeld is de zaak Bouchat (2010), waarin het Hof oordeelde over de proportionaliteit van onteigeningen en de noodzaak van eerlijke compensatie.

Nederland
In Nederland is de bescherming tegen onteigening ook stevig gewaarborgd. De Raad van State, oordeelde in de zaak Kozijnen dat de overheid bij onteigening niet alleen moet kijken naar het belang van het openbaar nut, maar ook naar de belangen van de betrokkenen en de noodzaak van proportionaliteit.

Spanje
In Spanje beschermt de grondwet ook het eigendomsrechten en volgt het de richtlijnen van het EVRM. De Spaanse Hoge Raad benadrukt dat onteigeningen transparant en rechtvaardig moeten zijn. Zie de zaak Garcia (2014), waarin de rechter bevestigde dat onteigening zonder adequate compensatie in strijd is met Artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM.

Jurisprudentie die voorwaarden oplegt voor onteigening. 

1. Numan v. the Netherlands (2008)

De onteigening van een huis voor de bouw van een openbare weg, waar het hof oordeelde dat de onteigening niet in overeenstemming was met het openbaar belang en dat de schadevergoeding onvoldoende was. Dit benadrukte het belang van het principe van een rechtvaardige schadevergoeding.

2. Sporrong and Lönnroth v. Sweden (1982)

De staat werd in gebreke gesteld omdat ze bepaalde eigendommen gedurende lange tijd in beslag nam voor planningdoeleinden zonder concrete beslissing tot onteigening. Het Hof oordeelde dat langdurige onzekerheid en het gebrek aan adequate compensatie in strijd zijn met Artikel 1 van Protocol 1. De overheid is dus in gebrek inzake haar plicht tot bescherming van het eigendomsrecht van het individu.

3. J.P. v. the United Kingdom (2006)

Een woningbeheerder die een ontruimingen wou uitvoeren werd door het hof teruggefloten. Hoewel de overheid een zekere controle over de eigendommen heeft, moet ze de bescherming van het eigendomsrecht waarborgen zeker als het gaat om de onteigening of ontruiming van woningen.

4. Broniowski v. Poland (2004)

Dit is een belangrijke uitspraak inzake het recht op compensatie voor verliezen die een individu lijdt door oorlog of onteigening. Het Hof stelde Polen in gebrek voor het onvoldoende compenseren van de mensen die hun eigendom hadden verloren als gevolg van de Tweede Wereldoorlog, wat strijdig is met Artikel 1 van Protocol 1.

5. McCann v. the United Kingdom (2008)

Onteigening voor de wederopbouw van een gebied in Noord-Ierland. Het Hof stelde dat er zorg moest worden gedragen voor de rechten van de eigenaars en dat adequate compensatie essentieel is voor een legitieme onteigening.

6. Hudoc Database en andere belangrijke zaken

Het Hof heeft in tal van andere zaken aanvullende richtlijnen en interpretaties gegeven, die vaak te vinden zijn in de jurisprudentiedatabase van het EHRC (Hudoc). Zaken zoals Sokur v. Russia (2010) en K缺系gi等 nava v. Ukraine (2012) bevestigen eveneens het belang van eerlijke compensatie en het verbod op willekeurige onteigeningen.

Ongepaste inmenging door de overheid

Het EVRM art 8 het recht op waarborg en respect voor privé- en gezinsleven, zou moeten beschermen tegen  ongepaste inmenging door de overheid. Dit koppel je gemakkelijk door naar eigendomsrechten, en het door de overheid op ongepaste wijze gebruik of inperking van de eigendom.

Binnen het positief EU recht vind je de belangrijkste bepaling over het eigendomsrecht in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: artikel 1 EP).

  1.  het beginsel van ongestoord genot van eigendom,
  2.  bescherming tegen de ontneming van eigendom,
  3. de mogelijkheid van regulering van eigendom.

Definitie en begrip van het principe eigendom

Het reikt van fysieke goederen tot vermogensrechten en het EHRM heeft met zijn jurisprudentie over artikel 1 EP de reikwijdte van het eigendomsrecht vergroot door  heel ruim in te vullen wat we onder vermogensrechten mogen verstaan. Het komt erop neer dat alles wat op geld waardeerbaar is een vermogenswaarde vertegenwoordigt en dus een eigendomstitel mogelijk maakt.  Vb  intellectuele eigendomsrechten, een recht van erfpacht, sociale zekerheidsrechten, ongeacht of daarvoor bijdragen of premies zijn betaald, toekomstige aanspraken kunnen onder het eigendomsbegrip vallen, mits er sprake is van gewettigde verwachtingen (‘legitimate expectations’) zoals  pensioenaanspraken of vorderingen op basis van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak. Een gehoopte of verwachte loonsverhoging in de toekomst wordt niet echt als gewettigde verwachting aanzien, idem voor  ‘goodwill’ en toekomstige inkomsten wordt het moeilijk deze als eigendom al aan te merken.

Alles wat via geld waardeerbaar is, valt onder het eigendomsrecht

EVRM-toetsingskader

Het overheidsbeleid kan op twee manieren het privaat recht op eigendom inbreken: door regulering en ontneming.

Bij regulering wordt de eigenaar in zijn genot/ gebruiksmogelijkheden van het eigendom beperkt vb door het bestemmingsplan te wijzigen

Bij ontneming verlies je het volledig genot en beschikken over het eigendom verloren, gekend als de onteigening. Dan is er nog de ‘de facto ontneming’, waarbij de overheid je het eigendom niet afneemt maar wel het beschikkingsrecht. Het onderscheid ligt in het feit dat ontneming een verdergaande inbreuk is op het eigendomsrecht. Bij ontneming ontkomt men daarom vrijwel nooit aan het financieel compenseren van de getroffenen, terwijl dit bij regulering wel mogelijk is.

Als er sprake is van een inmenging in het eigendomsrecht, doorloopt het EHRM een vaste route om te toetsen of er een rechtvaardiging is voor die inmenging:

  • Is de inmenging bij wettelijk voorschrift voorzien? (rechtszekerheid, verbod van willekeur): Bij het EVRM gaat het om een materieel wetsbegrip, dus ook AMvB’s, ministeriële regelingen en gemeentelijke verordeningen gelden als wettelijke voorschriften. De toepasselijke nationale regeling moet voldoende toegankelijk, precies en voorzienbaar zijn.
  • Is met de inmenging een gerechtvaardigd algemeen belang gediend? 
    • In principe kan ieder algemeen belang een inmenging in het eigendomsrecht rechtvaardigen. Onder het EVRM heeft de Staat hierbij een ruime ‘margin of appreciation’. Bestaat er een redelijke verhouding tussen de mate van inmenging en het daarmee gediende algemeen belang (fair balance)? 
    • Dit is in de praktijk vaak het belangrijkste aspect. Daarom wordt hieraan de meeste aandacht besteed in deze handreiking. Bestaan er toereikende procedurele waarborgen voor de betrokkenen?

 de proportionaliteit van de maatregel (‘fair balance: belangenafweging’) bepaald of een inmenging gerechtvaardigd is.

Algemeen Artikel 1 EP vereist een belangenafweging tussen de mate van inmenging in het eigendomsrecht en het met die inmenging gediende algemene belang. Bij de rechter moet het ministerie daarom kunnen aantonen dat de eigendomsrechten van de betrokken partijen expliciet zijn meegewogen.

Het is met het oog op juridische procedures dus raadzaam om in de (memorie van) toelichting bij nieuwe wet- of regelgeving in te gaan op het eigendomsrecht en de gemaakte belangenafweging. Daarbij is de eerste vraag of er sprake is van een inmenging. Daarna moet in de toelichting uitgelegd worden waarom deze inmenging proportioneel en dus gerechtvaardigd is. Bij deze uitleg is het belangrijk om te laten zien dat er verschillende alternatieven overwogen zijn. Het is in rechterlijke procedures heel behulpzaam als in de toelichting duidelijk wordt gemaakt dat de uiteindelijke regeling het minst ingrijpende alternatief is (subsidiariteit). Het bestaan van een “fair balance” wordt ook eerder aangenomen als de inmenging waar het om gaat voorzienbaar was.

Bij de evenredigheidstoets moet daarom in aanmerking worden genomen dat de betrokkene met mogelijke overheidsmaatregelen rekening had moeten houden. Indien er sprake is van ontneming van eigendom moet er in de regel compensatie geboden worden, anders ontbreekt in vrijwel alle gevallen de “fair balance”. Bij regulering hangt dit af van de omstandigheden van het geval.

Daarnaast is van belang dat de rechter op twee niveaus toetst:

  1.  de belangenafweging van de gehele regeling; 
  2.  de uitwerking in het individuele geval dat bij de rechter ligt.

De rechter kan hierbij tot het oordeel komen dat er bij het algemeen verbindende voorschrift sprake is van een “fair balance”, maar in een individueel geval niet, omdat er sprake is van een “individuele en buitensporige last” voor een betrokken partij. In dat geval blijft de regeling in het algemeen overeind, maar is hij onverbindend voor die individuele partij. Het is dus zaak om in de toelichting deze twee aspecten te bespreken. Zie m.b.t. de vraag hoe in de toelichting om te gaan met individuele gevallen het kopje “Afbakening individuele knelgevallen” hieronder. Zie ook de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel URENCO (op moment van schrijven nog niet openbaar).

Tip: weegt het eigendomsrecht expliciet mee in de (memorie van) toelichting bij de wettelijke regeling = dit is essentieel in latere procedures.

Onderzoek naar de kosten

Bij de vraag of in wet- of regelgeving de juiste afweging is gemaakt tussen het betrokken algemene belang en het belang van het eigendomsrecht speelt de vraag naar de omvang van de kosten een grote rol. Dit heeft zowel betrekking op de kosten in het algemeen als op de kosten in de individuele gevallen van iedereen wiens eigendom wordt ontnomen of gereguleerd. Daarom is het nuttig om vroeg in het proces te laten onderzoeken wat de kosten zullen zijn en bij wie deze kosten zullen neerslaan.

Overigens is het niet zo dat alle kosten per se vergoed moeten worden, maar het is wel van belang om een beeld te hebben van de financiële impact van de voorliggende maatregel, naar het vormgeven van de regelgeving. Ook naar het flankerend beleid of hardheidsclausules, als blijkt dat een individu of een kleine afgebakende groep meer wordt getroffen dan overige partijen. zoals hier in het dossier de Wet verbod pelsdierhouderij.

Tip: zoek vroeg in het proces goed uit wat de (kosten)impact van de maatregel zal zijn. 

Afbakening individuele knelgevallen

In het kader van de proportionaliteitstoets moet sprake zijn van een ‘fair balance’ tussen het nagestreefde algemeen belang en de rechten van het betrokken individu of de betrokken rechtspersoon. Daarbij moet onderzocht worden in welke gevallen er als gevolg van de maatregel op een of meerdere betrokkene(n) een buitensporige last zal komen te rusten, een zgn. ‘individual and excessive burden’. Het is daarom zaak om op voorhand zorgvuldig én kenbaar af te wegen welke gevallen hieronder zouden kunnen vallen. Die afweging kan ook een plaats krijgen in de toelichting. Daarnaast kan hierbij gedacht worden aan het opnemen van hardheidsclausules in een regeling of het vaststellen van flankerend beleid dat de gevolgen van de maatregel in bepaalde gevallen verzacht. Hierbij dienen concrete criteria geformuleerd te worden, waarmee vastgesteld kan worden of een bepaald geval aan te merken is als knelgeval dat individueel en buitensporig geraakt wordt. Deze criteria dienen voldoende nauwkeurig te zijn, omdat de af te bakenen groep niet te ruim mag worden. Hiermee zou namelijk de proportionaliteit van de gehele regeling in het geding kunnen komen. Hierbij kan een rol spelen dat bij de proportionaliteitstoets de eventuele afwenteling van de kosten van compensatie op de gehele groep in ogenschouw dient te worden genomen. Daarnaast moet echter ook rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat niet alle gevallen op voorhand te voorzien en af te bakenen zijn. Een regeling dient dan ook de mogelijkheid te bieden voor betrokken om aan te tonen dat zij individueel en buitensporig geraakt worden gelet op hun individuele omstandigheden. Ten slotte moet voorzien zijn in procedurele waarborgen waardoor een belanghebbende dit ook in rechte kan laten toetsen. De schadeloosstelling van degene wiens eigendom wordt ontnomen, wordt doorgaans vastgesteld door de civiele rechter. Zie bijvoorbeeld het advies van de Raad van State en het nader rapport bij het wetsvoorstel over de invoering van een fosfaatrechtenstelsel, Kamerstukken II 2015/16, 34 532, nr. 4, en het advies van het Ministerie van Veiligheid en Justitie van 11 november 2016, Kamerstukken II 2016/17, 34 532, nr. 42, bijlage.

Tip: tref een regeling voor individuele gevallen die buitensporig geraakt worden.

Zie ook de Memorie van Toelichting bij hoofdstuk 6.3 van de Wet op het financieel toezicht (Interventiewet) over de schadeloosstelling bij de onteigening van een financiële onderneming (Kamerstukken 2011/12, 33 059, nr. 3, p. 31 e.v.). Procedurele waarborgen: tijdige aankondiging en overgangsrecht Bij de vraag of een inmenging in eigendomsrechten gerechtvaardigd kan worden, speelt de vraag in hoeverre men zich op de beleidswijziging heeft kunnen voorbereiden. Dit raakt zoals hierboven aangegeven ook aan de fair balance-test. Tijdige aankondiging van een maatregel draagt bij aan de voorzienbaarheid en dus aan de juridische houdbaarheid van de maatregel en is dus van groot belang. Het is niet uitgesloten dat er zich na de aankondiging van een maatregel nog significante wijzigingen kunnen voordoen (bijvoorbeeld tijdens de parlementaire behandeling). Hierbij dient echter de voorzienbaarheid voor de burger in het achterhoofd te worden gehouden; een wijziging mag er niet toe leiden dat de ‘fair balance’ in het gedrang komt. Ook het instellen van overgangsrecht kan bijdragen aan de rechtvaardiging van de inmenging. Hierbij kan gedacht worden aan uitgestelde inwerkingtreding van de maatregel (een termijn voor betrokkenen om zich na afronding van de parlementaire behandeling voor te kunnen bereiden op de maatregel) of eerbiedigende werking (bepaalde groepen uitsluiten van de maatregel, bijvoorbeeld bestaande gevallen). De duur van een te bieden overgangstermijn is afhankelijk van de zwaarte van de inmenging. In voorkomende gevallen kan bij het bepalen van die duur aansluiting worden gezocht bij afschrijvingstermijnen. Zie ook: – de Voorlichting van de Raad van State aan de Minister van SZW over overgangsrecht bij wijzigingen in de sociale zekerheidswetgeving, Kamerstukken II 2012/13, 33 400 XV, nr. 7.- Jurisprudentie over de Wet normering topinkomens, bijvoorbeeld onderdeel 4.1-4.31 van Rechtbank Den Haag, 30 oktober 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:14466

Tip: de voorzienbaarheid voor betrokkenen is een belangrijk element

 

bron