HvJ Dassonville, HvJ EU 11 juli 1974
(ECLI:EU:C:1974:82)
Door Michiel Hennevelt
Essentie
Het arrest gaat om de invulling van het vrije verkeer van goederen, één van de vier vrijheden van de Europese interne markt naast de vrijheid van personen, diensten en kapitaal. Het Hof van Justitie (HvJ) geeft invulling aan het begrip ‘maatregelen van gelijke werking als invoerbeperkingen’. Met andere woorden: regels van lidstaten die invoer bemoeilijken, in strijd met het beginsel van vrij verkeer van goederen.
Rechtsregel
Als maatregel van gelijke werking in de zin van art. 34 VWEU is aan te merken iedere handeling of regeling van de lidstaten, die de intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan belemmeren. Dit is te rechtvaardigen, mits er in ieder geval geen sprake is van een middel tot willekeurige discriminatie, of een verkapte beperking van de handel.
Inhoud arrest
Groothandelaar Dassonville voert verschillende merken whisky in van Frankrijk naar België. In België geldt er wetgeving die voorschrijft dat men iets niet zomaar ‘Scotch Whisky’ mag noemen, zonder dit met een officieel certificaat te kunnen onderbouwen. Het is strafbaar om dit toch te doen. Dassonville wordt hier in België voor vervolgd. Vanwege mogelijke strijd met het vrije verkeer van goederen stelt de Belgische rechter prejudiciële vragen aan het HvJ. Hij vraagt of het vereiste van een certificaat van oorsprong uit het land van export een inbreuk op het vrije verkeer vormt. Met name gaat het daarbij om een inbreuk van wat nu art. 34 VWEU is: de invoerbeperking of maatregel van gelijke werking.
Dassonville betoogt dat het strafrechtelijke verbod in strijd is met het vrije verkeer van goederen, de regeling maakt invoer uit andere landen dan het land van oorsprong volgens Dassonville onmogelijk. Dit zou komen omdat Frankrijk niet de eis van een certificaat stelt en dus ook niet, of met veel moeite, een dergelijk door de Belgische staat voorgeschreven certificaat kan afgeven. België is niet van mening dat de strafrechtelijke bepaling een inbreuk op het vrije verkeer van goederen is. De eis van een certificaat van oorsprong zou geen beperking van, maar slechts een voorwaarde voor invoer vormen. Deze voorwaarde wordt gesteld in het licht van de volksgezondheid en het industriële en commerciële eigendom. Dat Frankrijk daarbij geen certificaat verlangt, is volgens België irrelevant.
Het HvJ overweegt ten eerste dat elke regeling van lidstaten die de handel op de interne markt rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel, kan belemmeren, als een maatregel van gelijke werking in de zin van art. 34 VWEU is te beschouwen. Concreter betekent dit dat handel niet door lidstaten mag worden belemmerd door middel van bewijsvoorschriften die een onredelijk zware last vormen. Ook maatregelen die een onredelijke zware last kunnen vormen zijn al verboden. Redelijke maatregelen om oneerlijke mededinging te voorkomen zijn toegestaan, maar mogen geen willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van het vrije handelsverkeer vormen.
Van een dergelijke onredelijke belemmering is sprake als aan een bepaalde formaliteit alleen door rechtstreekse importeurs kan worden voldaan, en bijvoorbeeld niet, of met veel moeite, door groothandelaren die een lidstaat als tussenschakel gebruiken. Dit brengt met zich mee dat een lidstaat van de EU in beginsel dus vrij van beperkingen moet toestaan dat goederen ingevoerd worden, wanneer zij eenmaal in een andere lidstaat rechtsgeldig in het vrije verkeer zijn gebracht. De strafrechtelijke vervolging van Dassonville door België is dan ook in strijd met het vrije verkeer van goederen.
Geef een reactie