Emer de Vattel was een Zwitsers jurist en diplomaat, die in zijn bekendste boek Du Droit des Gens de systematiek van het moderne volkenrecht uiteenzet.

De plicht van de mens onder het natuurrecht is goed samengevat door Emmerich De Vattel in zijn werken over de wet
van Naties

De algemene wet van deze [natuurlijke] samenleving is dat ieder lid de anderen in al hun behoeften moet bijstaan, voor zover hij dat kan doen zonder zijn plichten jegens zichzelf te verwaarlozen – een wet die alle mensen moeten gehoorzamen als zij overeenkomstig hun aard en de plannen van hun gemeenschappelijke Schepper willen leven; een wet die ons eigen welzijn, ons geluk en onze beste belangen voor ieder van ons heilig moeten maken. Dat is de algemene verplichting die op ons rust om
onze plichten te vervullen; laten we ze met zorg vervullen als we verstandig willen werken voor ons grootste goed.
Het is gemakkelijk in te zien hoe gelukkig de wereld zou zijn als alle mensen bereid waren de regel te volgen die wij zojuist hebben neergelegd. Aan de andere kant, als ieder mens in de eerste plaats aan zichzelf denkt, als hij niets voor anderen doet, zullen allen even ellendig zijn. Laat ons werken voor het welzijn van alle mensen; zij zullen op hun beurt werken voor het onze, en wij zullen ons geluk bouwen op de stevigste fundamenten. Het doel van de natuurlijke samenleving die onder de mensen in het algemeen tot stand komt, is dat zij elkaar wederzijds helpen om hun eigen volmaaktheid en die van hun toestand te bevorderen.

——————

The duty of man under natural law is well summarised by Emmerich De Vattel in his works on The Law
of Nations

The general law of this [natural] society is that each member should assist the others in all their needs, as far as he can do so without neglecting his duties to himself-a law which all men must obey if they are to live conformably to their nature and to the designs of their common Creator; a law which our own welfare, our happiness, and our best interests should render sacred to each one of us. Such is the general obligation we are under of
performing our duties; let us full them with care if we would work wisely for our greatest good.
It is easy to see how happy the world would be if all men were willing to follow the rule we have just laid down. On the other hand, if each man thinks of himself rst and foremost, if he does nothing for others, all will be alike miserable. Let us labour for the good of all men; they in turn will labour for ours, and we shall build our happiness upon the firmest foundations The end of the natural society established among men in general is that they should mutually assist one another to advance their own perfection and that of their condition